
Een opgewekte melodie uit het Geneefse Psalter, de berijming in het Frans van de 150 psalmen van David uit de Bijbel, die in de kringen rond Calvijn werd gemaakt om de kerk van de Reformatie te voorzien van liederen om in de eredienst te zingen. De melodie was zo geliefd dat er in de vroegmoderne tijd niet alleen verschillende psalmberijmingen zoals die van Pieter Datheen op zijn geschreven, maar ook talloze stichtelijke liederen. De Antwerpse dichter Jan van der Noot berijmde Psalm 8 op fraaie wijze voor zijn renaissancebundel Het Bosken, gepubliceerd in 1570 te Londen. Daar was hij naartoe gevlucht omdat hij wegens zijn sympathie voor de Nederlandse Opstand was verbannen door de Spaanse bevelhebber Alva.
Psalm 8 is een lofzang op de prachtige schepping. God heeft de mens zo gemaakt dat hem niets ontbreekt, want, zegt Van der Noot, ‘ghy hebt hem met glorien ghelaeft, Met goet vervult, en met eeren begaeft.’ Heel de natuur is aan de mens onderworpen, van ossen en schapen tot vissen en ‘voghelkens die vlieghen ende singhen’.
3. Maer als ick dan sien wil en overmercken
De Hemelen, Godt, uwer handen wercken:
Mane, Sterren, die ghy al deur u woort
Gheschapen hebt en ghestelt op heur oort:
4. Als dan spreeck’ ick by my verwondert seere:
Ay, wat ist toch van den mensche, o Heere!
Dat ghy alsoo synder ghedachtich syt
Ende voor hem sorghe draecht t’alder tyt?
5. Ghy hebt hem soo ghemaekt dat sonder blame
Hem niet en feelt dan Godt te syn bequame:
Want ghy hebt hem met glorien ghelaeft,
Met goet vervult, en met eeren begaeft.
6. Ghy doet hem oock hebben de heerschapye
Over het werck uwer hant t’allen tye:
Ghy hebbet al sonder t’uytnemen iet
Hem onderdaen ghemaeckt alsoo men siet.
7. Ossen, schapen, haer wolle en heur huyen,
Die ghy al voeyt o Heer met gruene cruyen:
Voorts hebt ghy hem overal Heer ghestelt
Van dat den cost sueckt in bos, berch en velt.
8. De voghelkens die vlieghen ende singhen,
De vissen oock die deur de baren dringhen,
Die ghy alle wesen en adem gheeft,
Onderworpt ghy hem, ja, en al dat leeft.
9. O onse Godt en Heere goedertieren,
Hoe is met recht groot in alder manieren
De heerlycheyt uws Naems int aertsche dal,
Die uwen lof kenlyck maeckt over al!
Jan van der Noot
goedertieren | barmhartig |
blaemt | minacht |
van den mensche | met die mens |
sonder blame | waarlijk |
niet en feelt dan | niets ontbreekt dan (behalve) |
bequame | met gemak, op gepaste wijze (stoplap) |
ghelaeft | verkwikt |
al sonder t’uytnemen iet | alles zonder uitzondering |
Hem onderdaen | aan de mens onderdanig |
huyen | huiden |
Heer ghestelt | als heerser aangesteld |
kenlyck | kenbaar |
Melodie uit: Petrus Dathenus, Alle de Psalmen Dauids, Ende Ander Lofsanghen, Wt Den Francoyschen dichte in Nederlandschen ouerghesett, De welcke men voortaen in de Nederlandsche Ghemeynten ghebruycken zal. [z.p., z.n.], 1566, Psalm VIII, fol. A11v-A12r.
Scan via Google Books
Tekst uit: Jan van der Noot, Het bosken. Inhoudende verscheyden poëtixe wercken [Londen: Henry Bynneman, 1570], fol. L1v-L2v.
Scan via Google Books