22 | Rozemond die lag gedoken

22 | Rozemond die lag gedoken

De in zijn tijd zeer beroemde blokfluitist en beiaardier Jacob van Eyck schreef in Der Fluyten Lust-hof variaties op bekende melodieën. Hij geeft eerst de pure melodie, dan de variaties. Hierdoor is het werk van deze ‘Musicijn en Directeur vande Klok-werken tot Uitrecht’ een belangrijke bron voor het Nederlandse lied van de zeventiende eeuw. 

De vlotte, schalkse melodie past goed bij de verhalende tekst en het erotische karakter van het lied, dat we voor het eerst vinden in het Haarlemse liedboek Laurier-Krans der amoureusen (1643), te midden van een trio Rosemond-liedjes. Op een dag is de herder Philander erop uit om ‘een roosje’ te plukken. Cupido’s goede raad volgend vindt hij de slapende Rosemond onder een struik van rode rozen.

Met soo op dat moment
’t gebloos de rode bloemen
stracks meteen
reen woorden
geblos een rode kleur
kaecken wangen
hem zich
ick dat ik
boeten moet inlossen
Daer terwijl
Van door
druckt plukt
zijn pijn met lusten voet stilt zijn verlangen met genot

Melodie uit: Jacob van Eyck, Der Fluyten Lust-hof, Vol Psalmen, Paduanen, Allemanden, Couranten, Balletten, Airs, &c. Konstigh en lieflyk gefigureert, met veel veranderingen. 2e druk. Deel 1. Amsterdam: Paulus Matthysz., 1649, p. 52v.
Scan via Google Books
Tekst uit: Nieu dubbelt Haerlems Lietboeck Ghenaemt den Laurier-Krans, der Amoreusen: Inhoudende verscheyden gheestighe, boertighe, Amoureuse, kluchtighe en Nieuwe Liedekens. Nu op nieuws oversien, ghecorrigeert, verbetert ende met diversche deuntjes (noyt meer gedruckt) vermeerdert, soo Tafel liedekens, Nieuw-Jaren, Vastenavont, drinck en triomph liedjes en andere. 7de druk. Deel 1. Haarlem: Vincent Casteleyn, 1643, pp. 28-29.
Scan via de DBNL (pdf p. 28)

3. Met dat hy dus stant te klagen
Hem den Godt der Min verscheen,
Die hem stracks begon te vragen:
’Wat beduyt dees droeve reen?
Gaet wat varder in het bos,
Pluck daer roosjes met geblos’.

4. En soo ras hy haer genaeckte
Sagh hy door de bladers heen
Rosemond haer roode kaecken,
Dat hem een soetje roosje scheen.
Des hy riep met bly gelach:
’Dit’s de schoonste dien ick sach’.

5. Als hy reyckte om te plucken
En hy dacht te grypen wel,
Voelden hy sijn vingers drucken
Op haer Lely-witte vel;
Hy verschrickt - en sy ontwaeckt -
En hem kenbaer aen haer maeckt.

6. Hy viel neder voor haer voeten.
’Liefste’, seyd hy, ’ick heb schult,
’t Geen ghy wilt ick daer voor boeten
Sal ick dragen met gedult.’
’Harder’, seydse, ’’k stel u vry,
Met een kus voldoet ghy my’.

7. Hy rees op en druckt haer lipjes,
Daer hy met veel lusjes soet
Van de roo corale tipjes
Wert gedruckt met overvloet.
En soo haest hy had gekust,
Voelden hy sijn hart gerust.

8. Rosemond die kust hem weder
Met een soete lieve mont.
Op de roosjes valt sy neder
En Philander oock terstont.
Daer druckt hy dat roosje soet
En zijn pijn met lusten voet.

Uut.

0
    0
    Uw winkelmandje
    Uw winkelmandje is leegNaar de winkel