
Deze vrolijke, dansante melodie dankt haar naam aan de Franse luitist Germain Pinel, die de jonge prins Louis, de latere Zonnekoning Lodewijk XIV, luitlessen gaf. De sarabande die hij componeerde, boven de liedjes vaak aangeduid als Serbande, was populair in de Nederlanden vanaf 1640 tot het eind van de zeventiende eeuw.
De tekst is een kerstliedje, dat we tegenkomen in een Antwerpse bundel liedjes voor het kerkelijk jaar, ’t Ronde Jaer (1644) dat vele drukken heeft gekend. De uitgave staat op naam van C.V.M.P.V.Sw., waarschijnlijk Christianus Vermeulen ofwel Molina, pastoor van (o.a.) Zoeterwoude. Het refrein stelt telkens de vraag waarom het kleine kind Jezus de mens liefheeft: ‘den mensch, die so een vrient noyt heeft verdient’. In het laatste couplet klinkt het antwoord: het kind is zelf de liefde.
3. Vogelkens, die met soete keelen,
Den Hemel, en de lucht verciert:
Viskens die op het water speelen,
Beesjens, en allerley gediert:
Komt, looft dit Kint // dat aldus mint
Den mensch, die so een vrient noyt heeft verdient:
Het welck nouw, in dese kouw,
Wouw zijn geboren van een Maget-vrouw.
4. Harderkens slecht, oprecht van sinnen,
Maeckt dat ghy ons dit woordt uytleght;
Waterkens wilt doch eens beginnen,
Windekens maeckt dat ghy’t ons seght:
Waerom dit Kint // aldus bemint
De mensch, dien soo een vrient niet heeft verdient,
Waerom het nouw // in dese kouw,
Wouw zijn geboren van een Maget-vrouw?
5. Kint! och of ghy ons selfs woudt seggen,
Waerom dat ghy den mensch dus vrijdt;
Hoe soudt ghy ’t duydlijcker uytleggen?
Als om dat ghy de liefde zijt.
Daerom, ô Kindt // is ’t dat ghy mindt
De mensch, die so een vrient niet heeft verdient,
Daerom is ’t nouw // dat gh’ in dese kouw,
Wouw zijn gebooren van een Maget-vrouw!
welluste | vreugde |
besteet | aangesteld |
slecht | eenvoudige |
vrijdt | bemint |
Melodie uit: ‘t Amsteldams Minne-Beeckie, Op nieuws bestroomt Met verscheyde Minne-deuntjes, en Nieuwe Ghesangen. 7e druk. Amsterdam: Paulus Matthysz. voor Joost Hartgers, 1645, p.152-153.
Transcriptie en scan in de DBNL
Tekst uit: C.V.P.R. (Christianus Vermeulen), ‘t Ronde Jaer, of Den Schat der Geestelijcke Lofsangen. 5e, verb. druk. Deel 2: Gemaeckt op elcken Geboden Feest-dagh van’t geheele Jaer. Antwerpen: Cornelis Woons, 1660, pp. 149-150.
Scan via Google Books