
We kennen deze melodie uit een belangrijke bron voor het Nederlandse contrafact, de Souter Liedekens (1540), een bundel met Nederlandse psalmteksten op populaire melodieën, die ook in noten staan uitgeschreven. ‘Het daghet inden oosten’ is daarin gebruikt voor psalm 4. De rijke, melancholieke melodie vormt een prachtig geheel met de tekst uit het Antwerps liedboek (1544). In elk couplet wordt de derde regel herhaald. Het effect daarvan is verstilling, die doet verlangen naar de volgende strofe.
De tekst is een zogeheten dageraadslied. Aan het woord zijn een ‘stout ridder’ en een ‘meysken’, en vanaf de vijfde strofe ook een verteller. Het blijkt dat er ’s nachts een duel heeft plaatsgevonden tussen de ridder en zijn rivaal, waarbij de laatste is gedood. Nu het ochtend wordt, wil de ridder het ‘meysken’ meenemen op zijn vlucht, wat zij niet wil. Dan vertelt hij haar dat het lijk van haar minnaar onder de groene linde ligt. Na de vondst van het lichaam voelt zij zich in de steek gelaten. Er is niemand die haar wil helpen om haar dode geliefde te begraven, wat ze tenslotte maar zelf doet, ‘Met haer snee witten armen’. Uit verdriet trekt ze zich terug in een klooster. Ondanks de droevige inhoud van liederen zoals ‘Het daghet inden oosten’, zijn de teksten in het Antwerps liedboek bedoeld ‘Om droefheyt ende melancolie te verdrijven’.
luttel | weinig |
warent al mijn vrienden | waren allen maar mijn vrienden |
dat | die nu |
Dats waer | waarheen dan wel |
Stout | dappere |
wel gemeyt | beste |
Bilo | jemig (uitroep) |
ghi en segt niet waer | je liegt! |
versleghen | doodgeslagen |
vant | vond |
dat heeft gedaen u roemen | dat komt door al uw opschepperij |
te troosten plach | altijd troostte |
mi ghelaten | mij toch nagelaten |
haer | zich |
in eender corter wijlen | zonder aarzeling |
mengher stont | urenlang |
begeven | terugtrekken |
wijlen | sluier |
sanck | zong |
Melodie uit: Willem van Zuylen van Nyevelt, Souter Liedekens Ghemaect ter eeren Gods, op alle die Psalmen van Dauid: tot stichtinghe ende een gheestelijcke vermakinghe van allen Christen Menschen. Antwerpen: Symon Cock, 1540, Psalm 4.
Scan via Google Books
Tekst uit: Een schoon liedekens Boeck inden welcken ghy in vinden sult, Veelderhande liedekens, Oude ende nyeuwe Om droefheyt ende melancolie te verdrijuen. Item hier sijn noch toe ghedaen Meer dan Veertichderhande nyeuwe liedekens die in gheen ander liedekens boecken en staen, Hier achter aen vervolghende. Antwerpen: Jan Roulans, 1544, pp. 43r-v.
Scan via de DBNL (pdf p. 43)
3. ’Dats waer soudi mi voeren,
Stout ridder wel gemeyt,
ic ligge in mijns liefs armkens
Met grooter waerdicheyt.
ic ligge in mijns liefs armkens.’
4. ’Ligdy in uws liefs armen?
Bilo ghi en segt niet waer.
Gaet henen ter linde groene,
Versleghen so leyt hi daer.
Gaet henen ter linde groene.’
5. Tmeysken nam haren mantel
Ende si ghinc eenen ganck
Al totter linde groene,
daer si den dooden vant.
Al totter linde groene.
6. ’Och ligdy hier verslaghen
Versmoort al in u bloet,
dat heeft gedaen u roemen
Ende uwen hooghen moet.
dat heeft gedaen u roemen.
7. Och lichdy hier verslaghen
die mi te troosten plach,
Wat hebdy mi ghelaten
So menighen droeven dach.
Wat hebdi mi ghelaten.’
8. Tmeysken nam haren mantel
Ende si ghinck eenen ganck
Al voor haers vaders poorte
die si ontsloten vant.
Al voor haers vaders poorte.
9. ’Och is hier eenich heere
Oft eenich edel man
die mi mijnen dooden
Begraven helpen can
die mi mijnen dooden.’
10. Die heeren sweghen stille
Si en maecten gheen geluyt.
Dat meysken keerde haer omme
Si ghinc al weenende uut.
Ende si ghinc wederomme.
11. Si nam hem in haren armen
Si custe hem voor den mont,
In eender corter wijlen
Tot also mengher stont.
In eender corter wile.
12. Met sinen blancken swaerde
dat si die aerde op groef,
Met haer snee witten armen
ten grave dat si hem droech.
Met haer snee witten armen.
13. ’Nu wil ic mi gaen begeven
in een cleyn cloosterkijn,
ende dragen swarte wijlen
ende worden een nonnekijn.
Ende dragen swarte wijlen.’
14. Met haer claer stemme
Die misse dat si sanck,
Met haer snee witten handen
dat si dat belleken clanck.
Met haer snee witte handen.