
Voordat Hoofts lied ‘Het vinnich stralen van de Son’ bekendheid had verworven, werd deze melodie aangeduid met 'Het soud' een Maysjen ter hayde gaen'. Een variant daarop is de eerste regel van 32b, ‘Dat sou een moey meisie te reyden gaen’, een tekst die iets ouder is dan 32a. De versie van de hier gekozen melodie uit Het Prieel der Gheestelicker Melodiie (1617) is nog pittiger dan die van het liedje van Hooft door de dalende tertsenreeks in de derde en vierde regel.
De tekst komt voor in een liederenhandschrift van een lid van de Leidse rederijkerskamer De Witte Ackoleyen, de dichter, koekbakker en steenkoper Antonis van Butevest. Oud-docent Letterkunde van de Renaissance Karel Bostoen (UL) maakte de transcriptie. We herkennen het Duits-Nederlandse thema van de hazelaar en het meisje dat op de hei bloemen gaat plukken, wijn gaat halen, rozen gaat breken. Ook hier gaat een jonge vrouw op pad en ze treft onderweg een hazelaar aan, die haar prijst om haar schoonheid en haar waarschuwt dat ze haar eer niet moet verliezen. Dan ziet het meisje ervan af om naar haar vrijer te gaan. De prince-strofe roept de ‘knaepies Jonck’ op zich maar elders te vermaken, zodat de meisjes hun eer behouden en de jongens zich niet hoeven te schamen.
3. ’Dat Ick alse moeye stae
Dat sal Ick u wel seggen:
Ick eeter die hoender, Ick drincker de win,
Daer van stae Ick alsoe moeye!’
4. ’Eet gyder de hoender, drinck gy de wyn,
Staedt gy daer van soe moeye?
Den koelen dou die valter op myn,
Daer om stae Ick alsoe groene.’
5. ’Valt daer den koelen dou op dyn,
Staet gy daer om soe groene?
Te winter als valt den haegel en snee
soe sult gy weder om voerdorren.’
6. ’Voerdor Ick dan de winter Is koudt,
Te mey spruit Ick wel weeder;
moey meisie als gy u eertge verliest,
gy krycht se niet meer weeder.’
7. ’Ick danck u’, sey sy, ’haeselen boem,
van uwer goede leere.
Ick meende al by myn liefste te gaen,
nu wil ick weeder om gaen keere.’
Prince
8. Nu raet Ick alle knaepies Jonck
Dat sy haer rommel laeten in vreemde lande.
Soe blyven de meisies in haer eer;
Die knaepies en hebbender of geen schande.
(Antonis van Butevest)
haeselen boem | hazelaar |
vroem | hier: verstandig |
moeye | mooI |
win | wijn |
voerdorren | verdorren |
eertge | maagdelijkheid |
rommel | onkuis gedrag |
er of | daarvan |
Melodie uit: Joannes Tollenarius, Het Prieel Der Gheestelicker Melodiie, Inhoudende veel schoone Leysenen ende Geestelijke Liedekens van diueersche deuote materien, ende op de principale Hoochtijden des Jaers dienende etc. Van nieuvvs ouer-sien vermeerdert ende verbetert in veel plaetsen. Antwerpen: Hieronymus Verdussen, 1617, p. 176.
Scan via Google Books
Tekst uit: Handschrift Antonis van Butevest, ca. 1590, fol. 111v, Lied 87. Erfgoed Leiden en omgeving, Toegang 0509, Archieven van de rederijkerskamers: inv.nr. 1474, fol. 111v. Transcriptie door Karel Bostoen.