37b | Misericordiam & iudicium

37b | Misericordiam & iudicium

De Gentse dichter Jan Utenhove heeft voor de protestantse vluchtelingengemeenschap in Londen een aantal psalmen en gezangen berijmd, die daar veel gezongen werden. Voor Psalm 101 koos hij de mooie melodie van psalm 6 uit het Geneefse Psalter. Toen de Nederlandse protestanten uit Londen moesten vluchten nadat in 1553 de hervormingsgezinde Engelse koning werd opgevolgd door de katholieke Mary Tudor, vonden velen van hen asiel in het Oost-Friese stadje Embden. Daar gaf de eveneens uit Gent afkomstige boekdrukker Gillis van der Erven vijfentwintig psalmen en gezangen van Utenhove uit onder de titel 25. PSALMEN end andere ghesanghen diemen in de Duydtsche Ghemeynte te Londen, was ghebruyckende (1551, herdruk 1557).

In de tekst van psalm 101 lezen we de belofte van David als nieuwe koning van Israël in Jeruzalem. Het gaat om een soort eed die hij aflegt bij de aanvaarding van zijn koningschap. David belooft alle boosdoeners en bedriegers te verdrijven en alleen trouwe dienaren aan te stellen die hem bijstaan in zijn nieuwe ambt. Zo zal vanuit een gezuiverde stad Jeruzalem over de hele wereld Gods woord verkondigd kunnen worden. Volgens het inleidende ‘Argument’ van Jan Utenhove zou het goed zijn als de overheid uit zijn tijd zich net als David zou opstellen; alle huisvaders kunnen daar dan weer een voorbeeld aan nemen: ‘om haer so in haer huysghesin te draghen’.

goedtheyt deugd
gherichte oordeel
Dy tot u
tot my keerst zich tot mij wendt
ghemoede hart
my […] hoeden op mijn hoede zijn
eenpaer steeds
t’boos het slechte
in ander lyden bij een ander toestaan
gans en gaer geheel en al
van dy wycken zich van u afkeren
der ghelycken zozeer
haer hen
een boos ghemoedt dryven boosaardig zijn
sullen moeten
van daer weg
bekennen omgaan met
haer tot schade wennen zich wenden tot het kwaad
vry ongegeneerd
achterklap laster
onghenadich genadeloos
verwerpen verstoten
mit grootscheyt bevanghen met trots is vervuld
behanghen getooid
Te lyden waer my pyn diegene te verdragen zou mij leed doen
anmercken opmerken
door het ghelove wercken degenen die gelovig zijn
haer onnoosel draghen zonder schuld zijn
omgaet zich bezighoudt
Rein werde gezuiverd zal worden
hem vermeere Gods wordt Gods woord zich verspreidt
aen allen kant overal ter wereld

Melodie en tekst uit: [Jan Utenhove], 25. PSALMEN end andere ghesanghen diemen in de Duydtsche Ghemeynte te Londen, was ghebruyckende. Embden: Gellius Ctematius [= Gilles vander Erven], 1557, pp. 35-37.
Scan via UB Gent (pdf p. 22)

3. Alle die van dy wycken,
Haet ick oock der ghelycken,
So dat niet een van haer
By my sal moghen blyven:
Die een boos ghemoedt dryven,
Die sullen oock van daer.

4. Ick sal oock niet bekennen
Die haer tot schade wennen,
Die synen naesten vry
Mit achterklap beschadicht,
Die wil ick onghenadich
Verwerpen verre van my.

5. Die mit grootscheyt bevanghen,
End hoochmoedt is behanghen,
Te lyden waer my pyn.
Myn ooghe sal anmercken
Die door t gheloove wercken,
Op dat sy by my syn.

6. Die haer onnoosel draghen,
Welcke my wel behaghen,
Sullen myn dienaers syn.
Die omgaet mit bedrieghen,
Mit spotten en mit lieghen,
Sal in myn huys niet syn.

7. Maer de boosdoenders alle,
Wil ick bringhen ten valle,
Over het gansche landt:
Op dat de stadt des Heeren
Rein werde, en hem vermeere 
Gods wordt aen allen kant.

Jan Utenhove

0
    0
    Uw winkelmandje
    Uw winkelmandje is leegNaar de winkel