
In de zeventiende eeuw was ‘Si c’est pour mon pucellage’ een van de meest populaire melodieën. Er kon ook op gedanst kon worden, want het is een air de cour in de vorm van een courante, een Franse dansvorm die geliefd was in heel West-Europa. Pierre Guédron, hofmusicus en -componist van Hendrik IV, schreef dit air de cour, waarin een meisje een minnaar afwijst die belust is op haar maagdelijkheid: ze heeft die al aan een jongen uit het dorp beloofd. Op de vlotte, luchtige melodie zijn allerlei soorten liederen geschreven, van kluchtige - zoals hier - tot geestelijke liederen, maar ze hebben altijd wel iets spottends of ironisch.
In zijn contrafact op deze melodie, ‘Deuntien’, steekt de dichter Pieter Cornelisz. Hooft de draak met onvergankelijke, ‘reine’ liefde tussen twee kluchtige figuren. We krijgen een omgekeerd huwelijksideaal voorgeschoteld. Telkens als de pasgetrouwde Sijbrech haar man mishandelt met een grote sleutelbos of zelfs met een SM-zweep uit Polen, houdt ze hem voor: ‘Reine Liefd can niet vergaen’. Er zit niets anders op dan dat Jan zijn vrouw ook gaat slaan. Echte liefde moet immers van beide kanten komen.
sou belesen | wou versieren |
Hijlijck | huwelijk |
‘t Hijlijck is op t’ alderheinste | laten we gauw gaan trouwen |
wackre sleutelreex | flinke sleutelbos |
sweep ontboon uyt Polen | SM-zweep uit Polen laten komen |
ontdieft | nou en of |
smijten | slaan |
Melodie uit: Adrianus Valerius, Neder-landtsche Gedenck-Clanck. Kortelick openbarende de voornaemste geschiedenissen van de seventhien Neder-Landsche Provintien, 'tsedert den aenvang der Inlandsche beroerten ende troublen, tot den Iare 1625. Verciert met [...] platen, ende Stichtelijcke Rimen ende Liedekens, [...] gestelt op Musyck-noten, ende elck op een verscheyden Vois, beneffens de Tablatuer vande Luyt ende Cyther. Haarlem: [z.n.], 1626, p. 94.
Scan via Google Books
Tekst uit: P.C. Hooft, Gedichten. Volledige uitgave door F.A. Stoett. 2e, geheel herz. druk. Deel 1. Amsterdam: Van Kampen & Zoon, 1899, pp. 66-67.
Transcriptie naar Handschrift A in de DBNL
3. Vijftich builen in twee slagen
Smeet hem laest de boze feex
Met een wackre sleutelreex.
Als hij doe begon te clagen
Seyse: ’Jan wat gaet u aen?
Reine Liefd can niet vergaen.’
4. Sij’heeft een sweep ontboon uyt Polen
Diese bij haer cammen hangt.
Als haer dan een lust bevangt
Seitze: ’Jan licht op u zolen,
Hippelt luchtich onbelaen!
Reine Liefd can niet vergaen.’
5. Jan bestont sijn wijf te vraegen:
’Was het u al reyne Lieft?’
Sijbrech seyde: ’Jae’t, ontdieft.
Daerom moet ghij mij verdragen,
Als ick lust heb wat te slaen.
Reine Liefd can niet vergaen.’
6. ’Wel, verdraecht dan oock mijn smijten,’
Seide Jan, en stelden doe
Oock een bos met sleutels toe.
En als zij begon te crijten,
Creet hij weer daer tegen aen:
’Reine Liefd can niet vergaen.’
7. Wildij reine Liefd’ doen duiren?
Voechter Reine liefde bij,
Want de Liefde aen eene zij
Can in corte tijt verzuiren.
Hangtse beide zijden aen:
Reine Liefd can niet vergaen.
21 Novembre 1607.
Alcina.
Pieter Cornelisz. Hooft