8b | Amaril de deeken sacht

8b | Amaril de deeken sacht

Misschien heeft de jonge dichter Pieter Cornelisz. Hooft tijdens zijn grand tour in Florence een voorstelling meegemaakt van de allereerste Italiaanse opera, Dafne (1597), geschreven door dé grote renaissance-librettist Ottavio Rinuccini. In elk geval heeft hij zich erdoor laten inspireren voor zijn liefdesliedje ‘Amaril de deken sacht’; we vinden de eerste twee regels van het slotkoor van de opera Dafne als wijsaanduiding in zijn Eerste Rijmkladboek: ‘Bella Nympha fugitiva, sciolta e priva, Del mortal tuo nobil velo: etc.’ In latere versies heeft hij dit afgekort tot ‘Bella Nimphe fuggitiva’.

Wat de lieddichter ook heeft overgenomen uit Rinuccini’s tekst is de herhaling van de laatste regel van de strofen. Althans, die vinden we ook in de eerste gedrukte versie van Hoofts lied, in de bundel Den Bloem-Hof van de Nederlandsche Jeught (1610). Dat is een aanwijzing dat hij de Italiaanse melodie voor ogen heeft gehad, in tegenstelling de Franse melodie, waarvoor in de edities van de liederen van Hooft tot nu toe is gekozen. De herhaling van de laatste regel komen we ook tegen bij andere dichters zoals Johannes Stalpaert van der Wiele. In zijn Extractum Katholicum tegen Alle Gebreken van Verwarde harsenen (1631) schreef hij een lied op de ‘Stem: Amaril den deken zacht’, waarin hij de herhaling heeft uitgeschreven, zowel in de tekst als in de melodie. Daarom hebben wij dit lied als melodiebron gekozen voor het gedicht van Hooft. Als je zijn ‘Amaril’ op deze melodie zingt, krijgt de tekst het elan dat hij verdient.

3. Maer sij dreygt my // soo ick drae
niet en gae,
Achter ’t luwe bosch te daelen;
Sal ick al de wech alleen // dan betreen
Bij de duyster sterre stralen?
Bij de duyster.

4. ’Neen ghy’, sey de min, ’ick sal // u voor al
Gaen gheleyen met mijn schichten;
Dus op yemants overlast // niet en past,
En mijn fackel sal u lichten,
En mijn fackel.

5. Amaril ick stae hier veur // dese deur,
Sal den dans noch langher duren
daer ghy binnen aen cryoelt // noch en voelt
Dese coude buyten uren?
Dese coude.

6. Min, sy wort u fackel claer // niet gewaer
Door de glasen noch mijn clachten,
Maer ick wandel even seer // heen en weer,
Hoe verdrietich valt dit wachten!
Hoe verdrietich.

7. Maer siet gins, oft ooch niet mist? //
neen, sij ist.
’Amaril mijn lieve leven!’
[A] ’Cephalo van waer comt ghy?’
[C] ’Vraechdyt mij?
Troost ic sal u antwoort geven,
Troost etc.

8. [C] Cond ick leven sonder u // ick sou nu
Niet gaen doolen bij de weghen.’
[A] ’Ach, het herte tuychdent mijn // end ick vijn
Cephalo ghy comt mijn teghen.’
Cephalo &c.

9. [C] ’Schoone ziele van mijn ziel // als u viel
In u besighe ghedachten
T’geen dat ick had in mijn sin // denct dat min,
Vlugghe boo, de tijding brachten,
Vlugghe boo’ etc.

Pieter Cornelisz. Hooft

suijen wiegen
so ick drae niet en gae als ik niet snel ga
luwe beschuttende
min Cupido
schichten liefdespijlen
op yemants overlast niet en past wees niet bang dat iemand je iets aandoet
noch en en niet
oft ooch niet mist? zie ik het goed?
Troost wees gerust
tuichdent fluisterde het mij in
end ik vijn en ik ondervind het:
mijn [in de bron staat ‘u’]
als toen
boo boodschapper

Melodie uit: Joannes Stalpaert van der Wiele, Extractvm Katholicvm tegen Alle Gebreken van Verwarde harsenen. Leuven: Bernardinus Masius, 1631, pp. 264-265.
Scan via de DBNL
Tekst uit: Den Bloem-Hof van de Nederlantsche Ieught, beplant Met uijtgelesen Liedekens ende dichten, Vergeselschapt met eenen Maywagen. door verscheyden Liefhebbers gecomponeert. Noÿt in den druck gesien. Amsterdam: Dirck Pietersz., 1610, pp. 42-43.
Scan via UB Utrecht

 

0
    0
    Uw winkelmandje
    Uw winkelmandje is leegNaar de winkel