Wie kan zich een leven voorstellen zonder popmuziek, kerstcantates of kinderliedjes? Er gaat geen dag voorbij of we horen mensen zingen, via Spotify, YouTube of de radio, in verschillende talen en genres, in winkels, concertzalen of gewoon thuis. En wie neuriet niet graag mee met een lievelingslied? Of je nu van musical houdt of van opera, nederhop, gangstarap of psalmen, (mee)zingen doen we allemaal.
Van de wieg tot het graf
Dat was in de Gouden Eeuw niet anders. Sterker nog, de zeventiende-eeuwse Nederlanders zongen nog veel meer, zij hadden geen radio en audio apparatuur. Zij zongen zelf, van de wieg tot het graf en – zoals we op prenten en schilderijen kunnen zien – liefst met liedboekjes in de hand. Nergens in Europa verschenen daar zoveel van als in de Nederlandse Republiek en nergens werden ze met zoveel energie en enthousiasme geproduceerd en aangeschaft.
Op vrijersvoeten
Er was een gat in de markt voor honderden bundels in uiteenlopende formaten, prijzen en uitvoeringen. Dat was vooral voor jonge mensen, in de fase van hun leven waarin ze op vrijersvoeten waren, een feest. Met name de liedboekjes in zakformaat waren betaalbaar en handig als cadeau; ze waren bij uitstek geschikt om er iemand mee te verleiden erop uit te trekken en samen ergens buiten de stadsmuren, in een bootje of in de duinen, te zingen.
Levenslessen
Maar ook in thuissituaties waren de verzamelingen liedjes populair. Kleine kinderen werden ermee in slaap gesust en de grotere konden ermee worden opgevoed. De liedjes bevatten levenslessen en stichtelijke wijsheden waar nog veel van was te leren. Bovendien was het niet moeilijk om ze te zingen. De melodieën waren namelijk allemaal bekend. Zeventiende-eeuwers blonken erin uit om op bestaande, populaire, Nederlandse en internationale wijzen telkens nieuwe teksten te verzinnen die door iedereen direct konden worden meegezongen.
Dit soort liederen, zoals wij ze nog steeds maken voor bruiloften en jubilea, noemen we contrafacten.